In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
DOELEN
- je kunt het onderwerp in een tekst vinden (herhaling);
- je kunt aan de bron van een tekst zien waar deze vandaan komt en wie het heeft geschreven;
- je weet wat deelonderwerpen zijn, hoe je deze in een tekst kunt vinden en ik kan ze benoemen;
- je weet wat de hoofdgedachte van een tekst is en kunt de hoofdgedachte van een tekst vinden.
- het belangrijkste van een tekst kan
De hoofdgedachte staat MEESTAL in de inleiding of het slot (dus niet altijd!)
Je vindt de hoofdgedachte door de tekst precies te lezen (je leest de tekst goed van de eerste zin tot en met de laatste zin).
- je kunt het onderwerp in een tekst vinden (herhaling);
- je kunt aan de bron van een tekst zien waar deze vandaan komt en wie het heeft geschreven;
- je weet wat deelonderwerpen zijn, hoe je deze in een tekst kunt vinden en ik kan ze benoemen;
- je weet wat de hoofdgedachte van een tekst is en kunt de hoofdgedachte van een tekst vinden.